Dr. Erich Kästners Lyrische Huisapotheek, dichtbundel

56 gedichten in het getto van
Warschau opgeschreven en
geüllustreerd door
Teofila Reich-Ranicki

Vertaling Paul van den Hout

Inleiding en nawoord Piet Wackie Eysten

Uitgeverij De Wilde Tomaat
Amsterdam
april 2017
ISBN 978-90-824288-9-6


Inleidend artikel door Piet Wackie Eysten in De Parelduiker 2016, nummer 4


Openingstekst van het 10 pagina’s tellende artikel in De Parelduiker

 

 

Twee gedichten van Erich Kästner, gevolgd door hun vertalingen:

 

De spoorwegmetafoor

We stuiven allen in één trein
dwars door de tijd heen, enkele reis.
Het uitzicht boeit, of doet ons pijn.
We zitten allen in één trein
en voor dezelfde prijs.

Eén buurman slaapt. Een ander klaagt.
De derde knikt verstrooid.
Naar kaartjes wordt niet eens gevraagd.
De trein die door de jaren jaagt,
bereikt zijn eindpunt nooit.

We pakken in. We pakken uit.
We vinden zin noch grond.
We gaan naar morgen, naar verluidt.
De conducteur kijkt door een ruit,
een glimlach om zijn mond.

Ook hij weet niet, waarheen hij wil.
Hij zwijgt en loopt weer door.
Dan snerpt de stoomfluit, hoog en schril.
De trein vertraagt. Dan staat hij stil.
De doden stappen uit.

Een kind stapt uit. Zijn moeder schreit.
De doden, stram en stom,
staan langs perron “Vergetelheid”.
De trein rijdt door, raast door de tijd,
en niemand weet waarom.

De eerste klas is leeg welhaast.
Alleen een dikzak vouwt
zijn vet in ’t pluche en puft en blaast.
Hij zit alleen, geenszins verbaasd.
De rest zit op hard hout.

We reizen allen in één trein
Op weg naar ons heden-in-spe.
Het uitzicht boeit, of doet ons pijn.
We zitten allen in één trein,
vaak in de verkeerde coupé.

 

 

 

Het gevonden kwartje

Ik raap een kwartje van de grond;
klein ligt het in mijn hand.
Ik wou dat ik een geeltje vond!
Ach, geld heeft geen verstand.

Er zijn er, die gooien hun geld
het raam uit, zegt men, maar wáár,
dat wordt er helaas niet bij verteld:
ik zoek langs het hele trottoir.

Het geld dat zo het raam uit gaat,
wie weet waaarheen het waait?
Het ligt soms inderdaad op straat,
maar wel zéér dun gezaaid.

Ik buig mij ver voorover, haast
alsof ik dit kwartje aanbid.
Mijn kind, je ouders zijn helaas
straatarm. Vergeef hun dit.